Lees hier de bijdrage van fractievoorzitter Daan de Vries over de begroting ⤵️
Voorzitter,
Zoals u misschien weet hebben we begin dit jaar ons huis verbouwd. De wens om beneden wat meer ruimte te krijgen, was door de geboorte van ons dochtertje nog wat groter geworden. Dat was een hele klus. Waarmee ik niet zeg dat ik zelf zo handig ben, maar het vraagt nogal wat keuzes. En eerlijk gezegd zijn dat dingen waar ik niet dagelijks mee bezig ben. Natuurlijk ben je benieuwd wat je extra bij kan lenen, maar eerst moet je wel in beeld hebben wat je met de verbouwing wilt. Uiteindelijk hadden we in grote lijn twee varianten over; een grote en een wat kleinere verbouwing. Dan komt toch ook al snel de financiële vraag: wat is het verschil in kosten en is dat het ons waard? En nog belangrijker: kunnen we dat dan ook de komende jaren dragen?
Naast de ruwbouw moesten we voor alle wensen, zoals een keuken, deuren, de vloer, een inschatting maken qua kosten. Na een gesprek met de hypotheekadviseur kwamen we tot de conclusie dat de grote verbouwing mogelijk was.. In januari gaven we er een klap op en kon de verbouwing beginnen.
Mogelijk is dit verhaal voor meerderen van u herkenbaar. In mijn eigen fractie weet ik dat ik in ieder geval zeker. En het is misschien ook wel herkenbaar als het gaat om onze gemeente. Ook hier is een soort van verbouwing nodig vanwege ‘gezinsuitbreiding’. We groeien de komende jaren fors. En dan is de vraag: hoe gaat dat eruit zien? Wat vinden we belangrijk, waar ligt de prioriteit en hoe gaan we dat met elkaar betalen?
Deze begroting doet daar een poging toe. En wat het CDA betreft blijft het eigenlijk bij die poging. Het coalitieakkoord en de daaropvolgende kaderbrief waren al niet hoogstaand, maar ook deze begroting geeft ons een onrustig gevoel. Welke keuzes zijn we met elkaar aan het maken. En we zeggen bewust ‘we’. Het makkelijkst is om het af te wentelen op het college; wat ons betreft is dat oude oppositie. Als CDA willen we graag onderdeel van de oplossing zijn, maar dan moeten we in dit geval wel geholpen worden door een goede basis. En helaas mist die basis.
Even terug naar de verbouwing. Eerst bepalen wat je wilt en dan kijken of je het financieel kunt dragen. Dit college doet het andersom: eerst kijken wat je financieel kunt dragen en dan bepalen wat we daarmee willen doen.
In deze begroting wordt gekozen voor een lening van 42 miljoen in drie jaar, op basis van kapitaallasten van twee miljoen. Concreet is dat de afweging of de rente die de lening met zich meebrengt betaald kan worden. Dat lukt, is de overtuiging van dit college, maar qua aflossing moeten volgend jaar nog wel de koppen bij elkaar gestoken worden. Ook moet er nog uitgewerkt worden wat we dan precies met dit geld gaan doen. In 2023 is dat al 30 miljoen.
Voorzitter, dat geeft een wat onrustig gevoel. Ook wij zien dat er investeringen nodig zijn, maar die keuzes willen we wel in een totaalplaatje maken. Concreet komt het dan neer op twee dingen: wat gaan we ervoor doen en hoe gaan we het betalen?
Om met het laatste te starten; dit is onduidelijk, maar wel elementair. We willen namelijk niet de rekening doorschuiven naar volgende generaties. De nettoschuldquote stijgt weer naar ongekende hoogte en daar staat – in tegenstelling tot andere jaren – geen grondbezit tegenover. Het zit straks in stenen en wegen en daar is weinig aan te verdienen. De kengetallen zien er allemaal niet zo positief uit, ik noem het weerstandsvermogen ook nog maar even. Wat gaat de provincie hier uiteindelijk van vinden? Eentje die wel wat beter oogt is de belastingcapaciteit; onze belastingen liggen over het algemeen gunstig. Is dat dan ook de plek waar we het geld de komende jaren vandaan gaan halen? Daar durft dit college dan weer geen uitspraak over te doen.
Het college kiest wel voor een verhoging van de OZB, maar doet dat wat ons betreft op een wat slinkse wijze. Door de rekenmethode van 5 naar 3 jaar te wijzigen, is de inflatiecorrectie dit jaar 3,25%. Dat is dit jaar nog maar een verschil van 0,25%, maar als volgend jaar ook sprake is van de huidige inflatie, wordt dit verschil een stuk groter. Nu hebben we bij de afgelopen kaderbrief via een motie opgeroepen om hier vanaf te zien, maar helaas zette de coalitie deze wijziging door. Nu lijkt het erop dat er wordt gehoopt op een hoge inflatiecorrectie, waardoor de fundamentele discussie om de OZB te verhogen uit de weg kan worden gegaan. Dat is niet scherp aan de wind varen, zoals dit college het noemt, maar het in de wind slaan.
Daarom vinden we dat het college hier actief op moet handelen. Anders lopen we het risico dat we in de toekomst niet meer kunnen investeren in bijvoorbeeld dorpen en verenigingen. Er wordt nu veel aandacht gegeven aan de ambities, maar dit moet ergens door betaald worden. Wie A zegt, moet ook de B van betalen zeggen. Daarom roepen we het college om te bepalen of haar leenwoede ook een verhoging van de OZB als consequentie heeft. Om duidelijk te zijn, dat geniet niet onze voorkeur, maar het is wel gênant dat deze oproep uit de oppositie moet komen. We willen een totaalplaatje. We vragen het college om een toezegging om op korte termijn duidelijkheid te geven hoe zij de lening wil afsluiten.
De ene vraag: hoe gaan we het betalen hebben we volgens mij nu wel behandeld. De tweede vraag is: wat gaan we ervoor doen? En dat beeld is ook nogal troebel. Natuurlijk, er zijn de nodige plannen waar we ons in kunnen vinden. Zoals het impuls armoedebeleid om mensen die het nodig hebben extra te ondersteunen. Ook goed dat er wordt geïnvesteerd in cultuur via bijvoorbeeld Nairac en de muziekschool. We hopen op verdere ondersteuning van de culturele sector als dat nodig is, zoals bij het Schaffelaartheater. En als laatste punt sport. Daar gaat men door op de ingeslagen weg, maar onderweg lijken wat ambities verloren te gaan. De realisatie van een skeelerbaan heeft bijvoorbeeld een knauw gekregen en ook SDVB lijkt minder zeker van haar zaak. Voor dit laatste richten we ons op komende commissievergadering: het is van belang dat deze vereniging aan het begin van het voetbalseizoen in september de nieuwe velden in gebruik kan nemen. We komen daar op terug.
Ze kunnen we nog meer beleidstoevoegingen noemen die onze steun krijgen. Maar om in de vergelijking van de verbouwing te blijven: we hebben het dan wel gechargeerd over de fijne koelkast, het mooie gazon en de handige deurklinken.
Maar wat betekent het voor de grote verbouwing? Dat is een stuk troebeler. Het Meerjaren Investeringsplan, genoemd het MIP, moet uitkomst bieden. 42 miljoen lenen in drie jaar is het doel, maar wat we hier precies voor gaan doen vraagt nog wel wat uitzoekwerk. Wegen is een belangrijk onderdeel, maar ook hier moeten we nog het nodige wikken en … wegen. In de begroting besluiten we nu om ‘minimaal’ 5,1 miljoen hiervoor jaarlijks vrij te maken. Dat is wat ons betreft te vaag. We moeten onszelf als controlerend orgaan voldoende in staat stellen om goede afwegingen en besluiten te nemen. Daarom dienen wij samen met Pro ‘98 een amendement in, waarin we het MIP ter kennisgeving aannemen, maar nog geen besluiten nemen over de bedragen. Hiervoor wensen we meer grip en is nog veel uitwerking nodig.
Ook als het gaat om grondaankopen vinden we dat dit college een pas op de plaats moet maken. Eerst het huiswerk op orde, voordat we mandaat kunnen geven. Met een amendement roepen we het college op om eerst kaders te delen met de raad, voordat er overgegaan kan worden tot grondaankopen. En wij beseffen net zo goed als het college: hoe sneller hoe beter.
Voorzitter, dan nog een punt over de vele plannen die in deze begroting staan. Het lijkt erop dat de zaken die wel concreet in het coalitieakkoord stonden direct in de schema’s zijn gepropt. Dat vraagt veel personele inzet en levert in veel gevallen ook weer nieuw werk op. We zien namelijk dat het college geen keuzes maakt om bepaalde dingen niet of later te doen, wat oorspronkelijk op aandringen van het CDA wel de bedoeling was. Het coalitieakkoord en de kaderbrief waren namelijk nogal algemeen, terwijl er nu ineens hele concretere beleidstoevoegingen worden genoemd. Dat voelt als een hink-stap-sprong. Is het wel wijs om al die plannen met een sprong in het diepe te gaan uitvoeren?
Om dit te symboliseren hebben we als CDA het bomenplan er even uitgepakt. We snappen het idee vanuit vooral één partij, maar gezien alles wat we al met groen in gang zetten; moet dit nu wel specifiek zoveel prioriteit hebben? En dan gaat het geld ook nog vooral naar personele inzet. De SGP en CU refereerden hier ook al aan in de commissie. Daarom dienen wij samen met de VVD en BI een amendement in om af te zien van de ontwikkeling van een bomenplan. We zien dit geld liever echt besteed worden aan groen, in plaats van aan papier. Dat geldt overigens ook voor het onderzoek naar een nieuwe afvalstrategie: hier ondersteunen we het amendement van Pro om dit te schrappen van harte.
Afrondend hebben we nog twee moties die aandacht geven voor twee concrete thema’s. Het eerste is informatieveiligheid. Het valt ons op dat hierover niets in begroting staat, terwijl het zo’n belangrijk onderwerp is. Naast alle andere ambities op het gebied van data en informatie kan dit niet ontbreken. We dienen hiervoor een motie in. Wat ook niet kan ontbreken zijn onze dorpshuizen. Het is van belang dat er voldoende mogelijkheden zijn om de dorpshuizen toekomstbestendig te laten zijn. Denk daarbij aan onderhoud en duurzaamheidsmaatregelen. Ook hier dienen wij een motie voor in.
Dan zijn er nog een aantal moties en amendementen die wij van harte medeondertekenen. Daarvan moeten de meeste nog ingediend worden. Mogelijk komen we er in tweede termijn op terug.
Samenwerking MMA van de CU
Heldere taal van de CU
Diplomazwemmen voor iedereen van de CU
Skatebaan Voorthuizen van LB
Een specifiek budget voor sport van de VVD
Pluimveemotie van de SGP
Barneveld-Pas van Pro
Amendement afval van Pro
Inclusieagenda in overleg met COC van Pro
Voorzitter, ik rond nu echt af. We staan aan de vooravond van een grote verbouwing. Dat vraagt om het maken van keuzes. Als CDA staan we voor sterke dorpen en sterke verenigingen. Met de inwoner, met de samenleving centraal. Dat betekent goede plekken voor ontmoeting, zoals dorpshuizen en sporthallen in onze dorpen. Ruimte voor initiatief vanuit buurten en wijken. En aandacht voor de toekomst: duurzaam en sociaal. Met natuurlijk een solide huishoudboekje. In zo’n huis willen wij wonen. Daar bouwen wij graag aan.